16 3 FEBRUARI 1920. voor de provinciale ambtenaren en hij weet hoeveel werk zaamheden daaraan verbonden zijn. In dit verband sluit spr. zich dan ook gaarne aan bij hetgeen zijn partijgenooten G r u ij s en Schrauwen hebben gezegd over uitstel tot een volgende vergadering. Spr. zal dan in de gelegenheid zijn na grondig onderzoek nog amendementen in te dienen. Hij geeft in overweging ter bevordering van een goede behan deling een commissie ad hoe uit den raad te benoemen. De VOORZITTER zegt, dat het ook hem beter toelij kt een commissie ad hoe te benoemen, dan de zaak in de afdeelingen te behandelen. Wanneer er bij den raad geen bez.waar tegen bestaat zegt spr. dan zullen burgemeester en wethouders gaarne drie leden uit den raad in de com missie benoemen. De heer KORTEWEG meent, dat het 't beste is van elke richting iemand te benoemen. De VOORZITTER Maak U niet ongerust. U staat ook op mijn lijstje. De VOORZITTER vraagt den heeren Cerutti, Haai man en K o r t e w e g of zij in de commissie ad hoe zitting willen nemen, waartoe deze heeren zich bereid ver klaren. De heer MARTENS vraagt nog of de betreffende organi saties gehoord worden. De heer KORTEWEGLaat U dat maar aan de com missie over. De heer MEIJVIS vraagt of het niet noodig is, thans reeds als voorschot aan de ambtenaren een maand salaris uit te betalen. De VOORZITTER wijst erop, dat vroeger de betrokken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 16