31 MAART 1920.
175
te geschieden en voorschriften te geven waaraan bestuur
en architect zich in het algemeen hebben te houden.
De VOORZITTER meent dat het moeilijk is op de op
merkingen van den heer H o r n i x onmiddellijk te antwoor
den. Voor het grootste deel gaan zij overigens langs den
raad heen.
De heer HORNIX vraagt, waarom de Voorzitter de
kwestie dan in den raad heeft gebracht.
De VOORZITTER meent dat als de heer H o r n i x in
lichtingen heeft gevraagd, hij niet ontstemd moet zijn als
hij deze ontvangt.
De heer HORNIXMaar deze inlichtingen zijn van de
Bouwvereeniging
De VOORZITTER meent, dat hij geen inlichtingen kon
geven zonder de Bouwvereeniging te hebben gehoord. De
Bouwvereeniging heeft, hoewel ze daartoe niet verplicht was,
uitgebreide inlichtingen gegeven. Burgemeester en wethou
ders hebben deze inlichtingen zonder meer ter kennis van
den heer H o r n i x en den raad gebracht.
De heer HORNIX Uw zienswijze wil ik weten.
De VOORZITTER: Die weet U uit ons eerste schrijven.
Spr. wijst er op, dat hij meermalen den heer H o r n i x om
nadere inlichtingen betreffende de circulaire van den Minister
heeft gevraagd en tenslotte op 28 Januari hem geschreven
heeft. De heer H o r n i x kon door hem toegezegde circu
laires echter niet overleggen. Overigens meent spr. dat de
kwestie meer buiten den raad omgaat terwijl hij meent dat
men de bouwvereeniging erkentelijk kan zijn voor de gege
ven inlichtingen. Naar spr.'s zienswijze moet de- motie niet
in stemming worden gebracht. Wij zijn het er over eens
zegt spr. dat de controle op de Bouwvereenigingen niet