178 3i MAART 1920. De VOORZITTER Hadt U mij dit dan verzocht. U heeft mij herhaaldelijk gemeld, mij de circulaires te kunnen en te zullen bezorgen. De heer HORNIX meent, dat hij dit niet noodig had te verzoeken. Hij constateert echter, dat de gemeente thans in de goede richting gaat en wijst in dit verband op de reis van den Directeur van Openbare Werken naar Utrecht. De heer MOLL Deze houdt er geen verband mee. De heer HORNIX zegt met genoegen te constateeren dat verschillende heeren zijn meening deelen en hij is bereid zijn motie te wijzigen, zooals de heer Haaiman heeft voorgesteld. De VOORZITTER meent dat uit de discussies reeds ge bleken is, dat nadere waarborgen voor de woningbouwver- eenigingen gewenscht zijn. Hij acht het niet noodig dat de raad dit in een motie uitspreekt. Overigens worde opge merkt, dat de raad bij de bestaande voorwaarden de ge legenheid voor verscherping heeft gehad. De heer HAALMAN Thans wordt uitgemaakt, dat de raad de waarborgen wenscht. De motie wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De VOORZITTER meent dat bij het vaststellen der sub sidies over de voorwaarden gesproken kan worden. Hij geeft gaarne uiting aan zijne waardeering voor den wensch van den heer H o r n i x, de zaken der woningbouwvereenigingen met nauwgezetheid en goede contrölemiddelen te behandelen. 38. Voljaars- en aanvullingskohieren, betreffende de hef fing van rechten, wegens gebruik van openbaren gemeente grond voor het dienstjaar 1920. Zonder bedenking worden gemelde kohieren vast-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 178