28 APRIL 1920. 196 10. Adres van J. Bakkers en C, Prenen, gewezen werklieden bij de houtbewerking, daarbij toekenning eener eener extra-uitkeering verzoekende. De VOORZITTER stelt voor, dit adres te verzenden naar Burgemeester en Wethouders om prae-advies. De heer F. SCHRAUWEN wil voorstellen aan alle werk lieden, die tot het laatst toe in dienst bij een distributie bedrijf geweest zijn eene uitkeering te verleenen, op den voet als in eene vorige raadsvergadering is vastgesteld. Van verschillende andere crisis-bedrijven is dit ook zoo geregeld. De heer FEBP'.R wijst er op, dat de betrokken personen dit toch eerst zelf moeten vragen. De VOORZITTER zegt, dat men deze menschen niet allen over één kam scheren kande een is uit zich zelf weggegaan, een ander is pas tijdens de liquidatie na het bedrijf in dienst gesteld enz. al deze personen kunnen toch niet voor eene extra-uitkeering in aanmerking komen. Spr. wijst er voorts op, dat het voorstel van den heer F. Schrauwen verder gaat, dan de beschikking op het adres dat thans aan de orde is. Bovendien, wat is een crisis-bedrijf? De heer F. SCHRAUWEN verklaart, dat de raad reeds beslist heeft, dat het houtbedrijf ook een crisisbedrijf is. De VOORZITTER merkt op, dat het moeilijk is een al- gemeenen regel te stellen de raad heeft immers zelf ook sommige adressen van dezen aard afgewezen, bijv. het adres van van Biene. Elk geval moet op zich zelf beoordeeld worden. De heer F. SCHRAUWEN vraagt waarom een algemeene regel wel voor de andere distributiebedrijven mogelijk is. De VOORZITTER zegt, dat dit ook bij de andere distri butiebedrijven niet geschied isalleen voor het gewone

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 196