28 APRIL 1920. 201 De heer F. SCHRAUWEN vraagt, of er bezwaar bestaat bij het dagelijksch bestuur om nu reeds zijne meening daar over uit te spreken. De VOORZITTER antwoordt hierop bevestigend. Boven dien is de zaak niet urgent, en kan zij beter behandeld worden als zij behoorlijk is voorbereid. De heer F. SCHRAUWEN wijst er op, dat het hier gaat over de al of niet-invoering van plaatselijke keuze. Daarover is al zooveel geschreven, dat de raadsleden dienaangaande thans wel een gevestigde meening behooren te hebben. Spr. doet het voorstel, om het adres onmiddellijk in behan deling te nemen. De heer CERUTTI zal tegen dit voorstel stemmen. Tal van zaken, die van minder aanbelang zijn, gaan wel om prae-advies, zoodat dit punt, dat zeer belangrijk is, toch ook wel op eene behoorlijke voorbereiding mag aanspraak maken. Bovendien is de zaak niet zoo urgent, dat directe behandeling noodzakelijk is. De heer HAALMAN ondersteunt het voorstel van den heer F. Schrauwen, wijl hij van oordeel is, dat ieder raadslid over deze kwestie eene gevestigde meening moet hebben. Men kan geheelonthouder zijn en toch niets voor het voorstel voelen en omgekeerd. De heer F. SCHRAUWEN betoogt, dat het eenige be zwaar van den heer C e r u 11 i hierin bestaat, dat hij niet van de gewoonte wil afwijken, om adressen eerst om prae- advies te verzenden naar Burgemeester en Wethouders. Spreker begrijpt niet, waarom hier niet van kan worden afgeweken. De agenda is toch al overladen. De VOORZITTER zegt, dat de agenda niet overladen zou worden als over dergelijke adressen, die ten slotte toch om

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 201