28 ARPIL 1920.
203
wijziging der lager-onderwijswet voor Breda en verschillende
andere gemeenten tengevolge zou hebben.
De VOORZITTER zegt, dat het college van Burgemeester
en Wethouders meende goed te doen deze nadeelen ter ken
nis van de regeering te brengen, in het vertrouwen, dat de
raad aan dit adres zijn bijval zou hechten. Gezien de stem
ming, denkt spr. ook wel, dat de raad er mede accoord gaat.
De heer HAALMAN merkt op, dat de voorzitter
niet mis heeft gezien, de stemming is er wel, maar toch had
spr. gaarne gewild, dat over dit adres de raad eerst gehoord
was. In Tilburg is dit ook geschied. Waarschijnlijk heeft de
tijd hiervoor ontbroken, doch dan blijkt ook hieruit wederom,
dat er te weinig raadsvergaderingen gehouden worden. In
dit adres wordt een groot gemeentebelang behartigd. Het
resultaat zal wel hetzelfde zijn, maar toch zou spr. zeer
gaarne zien, dat in het vervolg, bij dergelijke belangrijke
onderwerpen, vooraf de raad gehoord wordt.
De VOORZITTER verklaart, dat Burgemeester en Wet
houders niets liever gewild hadden, dan dat dit adres van
den raad was uitgegaan. Het speelde zich echter juist in de
Paaschdagen af en in verband met de Kamerzitting was
spoed vereischt. Door dezen samenloop van omstandigheden
was het onmogelijk eene raadsvergadering met een behoor
lijken oproepingstermijn uit te schrijven en daarom had het
college gemeend aldus te moeten handelen. Spr. stelt voor,
het adres voor kennisgeving aan te nemen.
Dienovereenkomstig wordt alsnu besloten.
22. Schrijven van den Armenraad alhier, daarbij ter goed
keuring aanbiedende de rekening dier administratie over het
dienstjaar I9r9i vergezeld van de daarbij behoorende be
scheiden.