20 3 FEBRUARI 1920. De heer KORTEWEG meent, dat het artikel ontdoken kan worden door bijv. te bouwen boven den kelder. De heer HAALMAN zegt zich eveneens niet te kunnen vereenigen met het prae-advies. Als men een bezwaar ziet in den bouw met het oog op de Ginnekenstraat, dan kan men heel Breda wel afbreken, meent spr. Spr. is het eens met hetgeen de heer H o r n i x over deze aangelegenheid heeft gezegd. Men kan duidelijk zien, dat het pand op het van Coothplein weinig last van het gebouw zal hebben. De heer LIJDSMAN beantwoordt den heer Hornix en zegt, dat hij in den aanvang een van de voorstanders is geweest van het verleenen van ontheffing. Bij nader inzicht is het spr. echter gebleken, dat het perceel van Coothplein 15 in een benarde conditie komt. Misschien kan adressant bereid gevonden worden zijn plan te wijzigen. Hoewel het geval van de Hanzebank heel anders was, komt het toch op hetzelfde neer. De heer ZIJLMANS meent, dat de heer L ij d s m a n op gevaarlijk ijs komt en hij blijft bij zijn meening, dat onthef fing moet worden verleend. De heer MARTENS meent, dat de gemeente deze zaak in de hand moet werken om een groot theater te verkrijgen. De heer CERUTTI vraagt of het juist is, dat de eigenaar op den kelder kan bouwen zonder ontheffing van art. 14. VERSCHILLENDE STEMMEN Ja, ja. De heer HORNIX: Wanneer hij een derde van den kelder afbreekt, kan hij bouwen zooveel hij wil. Het voorstel van burgemeester en wethouders tot afwij zende beschikking op het verzoek, wordt alsnu in stemming gebracht, doch verworpen met 17 tegen 4 stemmen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 20