2 IO
28 APRIL 1920.
zitting zelve. Voor iedere vergadering dus twee halve dagen
verlet, afgezien nog van het verletten voor commissiever
gaderingen. Voor deze leden is eene vergoeding van f 5.
dan ook in het geheel niet voldoende. Spr zal zich hoewel
huiverig aansluiten bij het voorstel van den heer Haal-
m a n.
De heer MARTENS wil het voorstel gaarne steunen. Nu
Ginneken met f 6.voor den dag komt, kan Breda toch niet
met f 5.aankomen.
De heer CERUTTI zegt, dat, indien hij aanneemt, dat de
wethouders f 3000,tractement krijgen en eiken dag ver
gaderen, zij f8.per vergadering krijgen, dus nog fo.50
meer dan de raadsleden volgens het voorstel van den heer
Haaiman. Daar zij dit als wethouders wel meer waard
zijn, steunt spr. het voorstel.
De VOORZITTER merkt op, dat het hier alleen betreft
eene vergoeding voor die momenten, dat er vergadering is,
niet voor den tijd besteed voor het inzien der stukken enz.
Er mag toch wel eenige werkzaamheid zijn, welke men voor
de gemeenschap verricht, zonder dat men er direct nog voor
betaald wordt. De gemeenten waar een presentiegeld van
f 7.50 wordt toegekend zijn zeer schaarsch. Het is de vraag
of de Gedeputeerde Staten dit zullen goedkeuren. Van de
zijde van burgemeester en wethouders bestaat er geen bezwaar
een voorstel aan Gedeputeerde Staten te doen van f 6.
De heer H AALMAN handhaaft zijn voorstel, hetwelk o.a.
door de heeren A. Schrauwen, Me ij vis en Martens
gesteund wordt.
De heer A. SCHRAUWEN merkt nog op, dat volgens de
redeneering van den voorzitter alleen de financieel
krachtigen hun raadslidmaatschap naar behooren kunnen
vervullen.