28 APRIL 1920. 223 den. Daarom is bij hem het denkbeeld opgekomen, om die zaak aan eene commissie op te dragen, zelfs buiten den raad. Verhooging van het tramtarief acht spr. niet gewenscht. Sedert in Utrecht het tarief is verlaagd, wordt daar door het bedrijf winst gemaakt. De heer ZIJLMANS heeft met genoegen vernomen, dat de wethouder naar bezuiniging streeft en hoopt, dat daarvoor eene commissie buiten den raad zal worden ingesteld. De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders het amendement van den heer Haaiman overnemen en vraagt, of de raad zich met de aldus gewijzigde verordening kan vereenigen. Niemand der leden stemming verlangende, wordt de aldus gewijzigde verordening op de heffing als mede de verordening op de invordering goedgekeurd. De heeren HORNIX, ZIJLMANS en KANTERS verzoeken aanteekening, dat zij tegen het voorstel zijn. 33. Adres van J. J. van D o r s t en C. van O e r s, gewezen werklieden bij de houtbewerking, daarbij verzoekende om toekenning eener extra uitkeering, met praeadvies van Burgemeester en Wethouders waarbij in overweging wordt gegeven, afwijzend op dit adres te beschikken, althans ten opzichte van den eersten adressant, omdat deze eerste tijdens de liquidatie van het houtbedrijf in dienst is gekomen. Ove rigens blijven Burgemeester en Wethouders van meening, dat de houtbewerking niet is aan te merken als een crisisbedrijf, in den zin van de bekende circulaire van den Minister. De heer F. SCHRAUWEN stelt voor, de extra uitkeering wel te verleenen, in aansluiting met hetgeen in de vorige vergadering is besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 223