224 28 APRIL 1920. D.e VOORZITTER is in ieder geval tegen het verleenen dezer uitkeering aan van Dorst. Spr. acht het derhalve ge- wenscht deze personen aan verschillende stemming te onder werpen. Dus eerst het geval van C. van O e r s. Niemand der leden stemming verlangende, wordt besloten aan C. van O e r s de door hem gevraag de extra-uitkeering te verleenen. De VOORZITTER stelt thans het geval van J. J. va n Dorst aan de orde. Spr. is tegen het verleenen der extra- uitkeering, omdat deze persoon eerst tijdens de liquidatie van de houtbewerking in dienst is gekomen. In dergelijke gevallen is ook steeds door den raad afwijzend op verzoek schriften om toekenning der extra-uitkeering beschikt, bijv. op het adres van F. C. van B i e n e. Ook met het oog op deze personen zou het onbillijk zijn, nu aan van Dorst wel eene uitkeering te verleenen. Nog merkt spr. op dat van F. C. van Biene wederom een adres is ingekomen, hetwelk bij de stukken van dit punt der agenda is gevoegd. De heer F. SCHRAUVVEN zegt, dat de extra-uitkeering aan van Biene niet is verleend op dezelfde gronden als nu wederom in het prae-advies betreffende het geval- van Dorst worden aangevoerd Achteraf bleken deze feiten echter niet geheel juist te zijn geweest. Van Biene is in dienst van het distributiebedrijf gekomen drie maanden voordat het geliquideerd was. Nu heeft men toch zeker niet drie maanden lang geliquideerd. De heer FEBER zegt, dat de heer Schrauwen schijnt te vergeten, dat gedurende den laatsten tijd in dat bedrijf voor derden is gewerkt, niet voor rekening der gemeente. Dit heeft spr. bedongen, teneinde de menschen zoo lang mogelijk in dienst te kunnen houden. De liquidatie heeft verder drie maanden geduurd door de schippersstaking.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 224