28 APRIL 1920.
225
ge-
der-
De heer F. SCHRAUWEN antwoordt, dat die werklieden
ook in dienst der gemeente zijn geweest en niet alleen in
dienst van derden.
De VOORZITTER wijst er nogmaals op, dat in dit geval
op dezelfde wijze gehandeld moet worden, als in het geval
van F. C. van B i e n e. Deze laatste heeft weliswaar weder
een adres ingezonden met het verzoek om op de genomen
beschikking te willen terugkomen, doch spr. stelt voor, ook
op dit adres afwijzend te beschikken.
De heer F. SCHRAUWEN acht dit geen manier van
handelen.
De VOORZITTER zegt, dat de heer Schrauwen er
zich wel tegen kan verzetten, doch het is wel een manier
van handelen.
De heer F. SCHRAUWEN zegt, dat hij het geen nette
behandeling kan vinden.
De beslissing op het adres van F. C. van B i e 11 e is
genomen op een onjuist gebleken prae-advies. Het betreft
hier menschen, die reeds meer dan drie maanden in dienst
der gemeente waren.
De heer KORTEWEG stelt voor, de behandeling van deze
zaak tot eene volgende vergadering uit te stellen, teneinde
de gelegenheid te geven, dit geval eens te onderzoeken.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
strekkende om de extra-uitkeering aan J. J. va n
Dorst niet te verleenen, wordt alsnu instemming
gebracht en aangenomen met 16 tegen 5 stemmen.
Vóór stemden de heeren Lijdsman, Hornix, Bog-
mans, Moll, van Groen endael, Korteweg,
Kluft, Clement, Martens, van D ij k, L o o m a n s,
Cerutti, F e b e r, A, Schrauwen, Z ij 1 m a n s en
K a n t e r s.