22Ó 28 APRIL 1920. Tegen waren mevrouw Neve-Reintjes en de heeren G r u ij s, M e ij v i s, Haaiman en F. Schrauwen. 34. Mededeeling van Burgemeester en Wethouders in zake het ingekomen voorstel van den heer Haaiman d.d. 27 December 1919 strekkende tot opheffing van het stedelijk muziekcorps over te gaan en andere muziek- en zangvereenigingen te subsidieeren. Burgemeester en Wet houders deelen mede, dat uit den aard der zaak niet spoedig genoeg eene beslissing kon voorbereid en genomen w >rden om eene eventueele gewijzigde regeling reeds voor [920 te doen gelden, zoodat de bestaande voor dit jaar van toepas sing zal moeten blijven. De heer HAALMAN verklaart niet zonder teleurstelling kennis genomen te hebben van deze mededeeling van Bur gemeester en Wethouders. In December werd het voorstel door spr. opgesteld, daarna ging het naar Burgemeester en Wethouders om prae-advies, vervolgens kwam het in de commissie voor muziek. Het advies dezer commissie was 27 Januari reeds in het bezit van Burgemeester en Wethou ders. Daarom is spr. teleurgesteld, dat deze mededeeling nu zóó laat eerst verschijnt, op zijn zachtst genomen vindt spr. dit een zeer eigenaardige methode voor het verschaffen van prae-advies. Er is toch heusch tijd genoeg voor geweest. Nu heeft het den schijn, dat men gewacht heeft, tot het als het ware te laat zou zijn eene beslissing voor dit jaar te nemen. Spr. wil toch zijn voorstel handhaven, omdat de bezwaren z.i. niet steekhoudend zijn. Eigenlijk zijn er in het geheel geen bezwaren genoemd. Spr. zou zelfs tusschen de regels door willen lezen, dat Burgemeester en Wethouders met zijn voorstel accoord gaan. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat het nu te laat is voor dit jaar. Dit is onjuist. Wanneer vandaag nog wordt besloten tot opheffing over te gaan, dan kan hetgeen spr. heeft voorgesteld nog uitgevoerd worden. De concerten beginnen eerst in Juni en dus is er

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 226