sh 7/ 7-u 2 2 3 FEBRUARI 1920. De VOORZITTER zegt, dat dit bezwaarlijk gaat, daar de zaak reeds eenigen tijd hangende is. Voor den belangheb bende is het niet aangenaam. De heer ZIJLMANS kan zich in dit geval vereenigen met het prae-advies van burgemeester en wethouders en de ge zondheidscommissie De noodzakelijkheid is hier niet aanwezig. De heer HORNIX verklaart, dat hij zijn voorstel tot uitstel niet zal handhaven, maar dat hij dan niet aan de stemming zal deelnemen. De heer HAALMAN wijst op een ander gevaar, nl. dat de eigenaar van de fabriek deze dan zal uitbouwen naar de zijde van de Veemarktstraat. Daartoe heeft hij volledige vrijheid en het zou het aanzicht van de Veemarktstraat niet verbeteren. Spr. wijst er op, dat deze straat toch pas geleden reeds ontsierd is en daarom acht hij het beter wel ontheffing te verleenen. -Deheer üRUIJS meent, dat het bezwaar, dat de school in de nabijheid minder licht zou hebben, niet opgaat. Volgens hem zou de school juist in een betere positie komen. Doordat een plat dak zou worden gemaakt, krijgt de school juist meer licht Spr. is ook ter plaatse geweest en heeft den toestand in oogenschouw genomen. Spr. ziet dan ook geen reden om te weigeren. Hij wil van de hoofdstraat geen fabrieksstraat maken. De VOORZITTER meent, dat dit laatste geen gewicht in de schaal legt. Daar staat nog niets van vast. Hij wil er even op wijzen, dat de raad thans voor de tweede maal in deze vergadering reeds een beslissing wil nemen tegen het oordeel van de gezondheidscommissie en technici in. De heer ZIJLMANS meent, dat het advies van de gezond heidscommissie ten opzichte van de school niet juist is. Hij is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 22