28 APRIL 1920. 231 beweging heeft gebracht. Daarom kan men niet, wanneer de heer Haaiman op 27 December een voorstel tot opheffing indient, zoo direct maar beslissen, dat met ingang van 1 Januari het muziekcorps opgeheven wordt. Voorts heeft spr. met den directeur eene bespreking gehouden, omdat ook aan spr. was opgevallen, dat elk concert duur betaald werd. Meerdere concerten zullen nu gegeven worden en hiervan zullen ook eenige in het Valkenberg plaats hebben. De heer HAALMAN zegt, dat er voor den raad niets anders overschiet, dan te prijzen hetgeen Burgemeester en Wethouders voorstellen. Hier wordt men weer voor een fait accompli gesteld. Bij de goedkeuring van den desbetreffen- den post van de begrooting werd uitdrukkelijk geconstateerd, dat deze post wel werd goedgekeurd, doch dat het de vraag was of men dezen voor het volgend jaar zou willen hand haven. De reeds gedane uitgaven hadden dus niet mogen geschieden. Z.i. hadden Burgemeester en Wethouders eerder met een afdoend prae-advies voor den dag moeten komen. De VOORZITTER merkt op, dat dit dus had moeten geschieden tusschen 27 December en 1 Januari. De heer HAALMAN verklaart, dat dit niet noodig was, daar de concerten eerst in Juni aanvangen. De heer HORN1X vraagt hoe het dan moest gaan met de repetities en met de contracten. De heer HAALMAN blijft van meening, dat de contracten niet afgesloten hadden mogen worden. Men had eerst moe ten afwachten tot de raad eene beslissing in deze had ge nomen. Dan was er nog tijd genoeg geweest voor contracten, repetities enz. De VOORZITTER zegt, dat dit toch tot hetzelfde resul taat zou geleid hebben.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 231