232 28 APRIL 1920. De heer HAALMAN ontkent dit. Nu moet men maar loven hetgeen Burgemeester en Wethouders voorstellen. De heer MARTENS wil nog wijzen op hetgeen de heer Haaiman voorgesteld heeft ten aanzien van volkstooneel- uitvoeringen. De heer HAALMAN zegt, dit punt te hebben ingetrokken. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders strekkende om dezen zomer nog het stedelijk muziekcorps in stand te houden, alsnu in stemming gebracht, wordt aangenomen met 13 tegen 8 stemmen. Vóór stemden de heeren Lij ds man, H o r n i x, B o g- m a n s, Moll, van Groenendael, Kluft, van Dijk, L o o m a n s, C e r u 11 i, F e b e r, A. Schrauwen, Z ij 1 m a n s en K a n t e r s. Tegen waren mevrouw Neve-Reintjes en de heeren G r u ij s, M e ij v i s, Haaiman, K o r t e w e g, Clement, Martens en F. Schrauwen. 35. Motie van het raadslid, den heer Haaiman, inzake de opdracht tot levering van paarden enz. voor het tram bedrijf, met toelichtend schrijven van Burgemeester en Wet houders, luidende als volgt „Naar aanleiding van eene door den heer II a a 1 m a n „bij uwen Raad ingediende motie dd. 6 April 1920, welke „wij met daarbij behoorende toelichting hierbij overleggen, „hebben wij de eer het volgende op te merken. „In de raadsvergadering van 4 Maart 1920 is de opdracht „tot levering van pa reien enz. voor het trambedrijf door „den heer Haaiman ter sprake gebracht. Ons college „heeft toen doen blijken van zijn ernstig streven om ten „deze het algemeen belang te dienen en onzerzijds is toen „betoogd, dat eene lagere prijsaanbieding allerminst de zeker-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 232