28 APRIL 1920. 233 „heid verschaft, dat men goedkooper en voordeeliger het „bedrijf kan voeren. „Waar het college geenszins aan de laatste prijsaanbieding „gehouden was een band die trouwens bezwaarlijk zou „zijn te aanvaarden moest het overwegen, welke der ge- „gadigden naar zijn inzien de meeste waarborgen bood voor „een vlotte, geregelde, op allerlei moeilijkheden voorbereid „zijnde bediening, terwijl tevens zoo nauwlettend mogelijk „moest worden onderzocht of de gevraagde prijs met de „offerte, mede onder het licht der andere offerten, in overeen stemming was. Informaties ook bij buitenstaanders omtrent „redelijk te eischen prijzen, hebben ons er toe geleid den „heer J. Uytendaal de opdracht te geven. „Waar nu omtrent deze beslissing nadere vragen werden „gesteld, hebben wij deze in openbare, en, voor zoover het „gewenscht was, in besloten vergadering beantwoord. De „heer Haaiman merkte daarbij herhaaldelijk op, dat »ge- „ruchten« hem aanleiding gaven te betwijfelen of hij het „aanvankelijk in het college te dezer zake door hem gestelde „vertrouwen zonder meer zou kunnen behouden. Pogingen „echter om ter zake dier geruchten van den heer Haaiman „nader licht te ontvangen hebben niet gebaat, zoodat wij, „de gronden van zijn oppositie niet kennende, ook niet in „staat waren noch zijn, daaromtrent van antwoord te dienen. „De heer Haaiman heeft reden te veronderstellen dat „wij bij de opdracht aan den heer Uytendaal ons niet uit sluitend hebben laten leiden door het algemeen belang, dan „geve hij ons die reden te kennen. Wij verklaren ons gaarne „bereid daaromtrent dan, zoo mogelijk, het onze te zeggen. „Nog zij opgemerkt, dat de loop van zaken niet onregel- matig is geweest. Een bij eerste lezing niet geheel duidelijk „schrijven deed het openmaken der brieven schorsen. Van „deze schorsing heeft slechts de heer Uytendaal nadeel „kunnen hebben, doordien de door hem gewenschte piijs „bekend werd".

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 233