28 APRIL 1920.
235
moeten daar afdoende motieven voor aangevoerd kunnen
worden. Kunnen Burgemeester en Wethouders in dit geval
zoodanige motieven aangeven, dan is spr. dadelijk bereid
om zijne motie in te trekken.
De heer KORTEWEG deelt de zienswijze van den heer
Haaiman, wijl het gemeentebelang hierbij niet gediend
is. De levering is vastgelegd in een bestek, dat de aannemer
en zijne borgen moeten teekenen. Wie inschreef onderwierp
zich dus aan de voorwaarden van het bestek en daarom had
de levering aan den minsten inschrijver gegund moeten worden.
De heer A. SCHRAUWEN voelde aanvankelijk wel iets
voor de motie. Nu heeft de heer Haaiman gezegd, dat
er geen politieke bedoelingen aan vast zitten, doch achteraf
blijkt, dat er aan deze motie wel degelijk een politieke kant
zit. In dit verband wijst spr. op een artikel in het weekblad
»De Strijdwelk artikel door spr. wordt voorgelezen.
Als daarin geen politieke bedoelingen liggen, begrijpt
spr. er niets meer van. Het stuk is niet weersproken door
de partijgenooten van den heer Haaiman, zoodat het is
te beschouwen als een stormaanloop tegen het beleid van
Burgemeester en Wethouders.
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders
hebben gemeend zuiver het gemeentebelang te dienen. Dat
is echter niet met cijfers aan te geven, maar er kunnen ook
andere factoren zijn, die gewicht in de schaal leggen bij de
te nemen beslissing. Alles is nauwgezet overwogen, alvorens
de levering werd gegund. De gemeenteraad dient toch ook
eenig vertrouwen te stellen in het beleid van Burgemeester
en Wethouders. Ook de tramcommissie was unaniem van
meening, dat de levering aan Uijtendaal moest worden
gegund.
De heer GRUIJS onderbrekende, zegt, dat de zaak buiten
de tramcommissie is gebleven. Deze is niet gehoord.