28 APRIL 1920. 2371
De VOORZITTER Het is eene kwestie van vertrouwen.
De heer HAALMAN ontkent dit. Het is alleen eene zaak
van financieel beleid, die op het trambedrijf van grooten
invloed is. De vrees bestaat, dat het bedrijf zich niet zal
kunnen bedruipen. En nu betreft het hier eene meerdere
uitgaaf van f 6000.die dan uit de zakken van de be
lastingbetalers zullen moeten komen. Door Burgemeester en
Wethouders is nog niet aangetoond, dat er afdoende redenen
1 waren, om aldus te handelen.
De heer RANTERS bevestigt, dat de tramcommissie van
deze gunning inderdaad niets afwist. Wanneer spreker echter
deel had uitgemaakt van het college van Burgemeester en
Wethouders, dan zou hij precies op dezelfde wijze hebben
gehandeld. Spreker stelt volkomen vertrouwen in het beleid
van Burgemeester en Wethouders, die de geheele tramkwestie
in het voordeel van Breda hebben opgelost. De rails der
beide trammaatschappijen zijn aangekocht voor f 13000.
minder dan door de maatschappijen gevraagd was. Daarover
is met geen enkel woord gesproken, ofschoon Burgemeester
en Wethouders de gemeente hiermede heel wat bevoordeeld
hebben. En zou men nu meenen, dat het zelfde college zoo
maar met het geld zou smijten, waar het de levering van
paarden betreft? Dat is niet aan te nemen.
Het gaat hier om eene becijfering van 25 of 28 cent. En
nu is spreker door een deskundige verzekerd, dat er onder
de 27 cent geen goede paardentractie kan geleverd worden.
Maar het gaat hier zooals met elk artikel. Er is niets bewe
zen en er kan ook niets bewezen worden, dat er nadeel zou
geleden zijn.
De heer KORTEWEG blijft bij zijne meening, dat er
f 6000.weggegooid is. Door Burgemeester en Wethouders
zijn voorwaarden gesteld; daarvan is een contract opgemaakt
en als dit niet wordt nageleefd, moet men de borgen aan
spreken.