238
28 APRIL 1920.
De heer CERUITI wijst erop, dat binnenkort hier het
bouwen eener M.U.L.O. school zal worden aanbesteed. De
raming beloopt een hoog cijfer en nu is het heel best mo
gelijk, dat het werk zal worden gegund aan een inschrijver,
die f 20000.hooger staat dan de laagste inschrijver. Nu
vraagt spreker, of de heeren Korteweg of Haaiman
dan ook met eene motie zullen komen.
De heer KORTEWEG antwoordt hierop bevestigend, als
de borgen van den minsten inschrijver goed zijn. Spreker
zou hier ook wel eens het gevoelen van de heeren Z ij 1-
mans of van Groenen dael willen hooren.
De heer ZIJLMANS is wel eenigszins verbaasd over het
geen de heer Korteweg zegt. Het komt bij aanbestedin
gen herhaaldelijk voor, dat het werk niet aan den minsten
inschrijver gegund wordt. Nu is het wel jammer, dat dit
geld moet kosten en ook spijt het spreker, dat de zaak niet
in de tramcommissie besproken is, maar hij stelt toch het
volste vertrouwen in het beleid van Burgemeester en Wet
houders. Of nu bij deze onderneming heeren-aandeelhouders
dan wel arbeiders-aandeelhouders betrokken zijn, laat spre
ker siberisch koud.
De VOORZITTER zegt, dat de tramcommissie door Bur
gemeester en Wethouders in alle zaken is gehoord. Dat dit
met deze besteding, die de raad aan Burgemeester en Wet
houders overliet, niet het geval is geweest, vindt allerminst
zijn reden in de opzettelijke bedoeling van het college de
commissie ter zake onkundig te laten. Spreker moet den
heer Haaiman opmerken, dat zijne motie, indien zij wordt
aangenomen, weinig effect zal hebben.
De heer HAALMAN meent toch zijne motie te moeten
handhaven.
De heer A. SCHRAUWEN vraagt, voor hoelang de aan
besteding geldt.