240 28 APRIL 1920. 37. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van onderwijzeressen aan de openbare lagere scholen, verzoekende belooning voor het geven van handwerkonder- wijs buiten de gewone schooluren, welk adres in de vorige vergadering werd aangehouden. In dit prae-advies stellen Burgemeester en Wethouders voor de bepaling van het be drag der belooning geheel over te laten aan de Kroon, die, na ingewonnen advies van den onderwijsraad, ook te be slissen heeft of al dan niet eene belooning zal worden toe gekend. De heer HAALMAN vraagt of er geen gevaar bestaat, dat deze wijze veel duurder zal blijken, dan wanneer men handelde, zooals door spr. in de vorige vergadering werd voorgesteld. De VOORZITTER zegt, dat het niet veel duurder kan worden op welke wijze men ook handelt, omdat de beslissing bij den minister berust. De heer GRUIJS wijst op de vakonderwijzeressen. De VOORZITTER zegt, dat het beter is het bedrag door den minister te laten bepalen wanneer de raad een bepaald bedrag aangeeft, is het nog heelemaal niet zeker, dat de minister zich hieraan zal houden. De heer HAALMAN vreest, dat de beslissing van de Kroon toch misschien wel wat duur uit zou kunnen komen wanneer bijv. de minister eene vergoeding van f 2.per lesuur bepaalt, zou dit een bedrag vormen van f 400.per jaar. Spr. zou daarom liever een bedrag van f 250.voor stellen. De VOORZITTER zegt, dat men deze zaak beschouwen moet in verband met de vakonderwijzeressen. De heer Haaiman vond eene vergoeding van f 150.per jaar te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 240