244 28 APRIL 1920. 30. „Het zal de groote vraag zijn of bij omlegging van „de lijn het nieuwe station nog in het verlengde van „de Willemstraat zal kunnen komen. Voor het be- „houd van een goede entree is dit een allereerste „vereischte. Mocht dit mogelijk zijn dan zal in elk „geval de Terheijdensche weg over eene aanzienlijke „lengte moeten worden verplaatst. Dit zou dan ge- „paard moeten gaan met eene algeheele onteigening „van de langs dien weg geplaatste bouwing. 4°. „Het is niet te voorzien, welke particuliere belangen „door de omlegging zullen worden geschaad, slechts „kan worden gewezen op de moeilijkheden ten op zichte van de raccordementen der fabrieken Smits „van W a e s b e r g h e en Lucifersfabriek aan de „Ceresstraat. 5°. „Het is niet denkbaar dat de enorms kosten voor de „omlegging noodig, ook maar benaderend zullen wor- den vergoed door de exploitatie der terreinen tus- „schen de oude en de nieuwe lijn. Integendeel, het „zal gunstig zijn, als die exploitatie de aanlegkosten „van rioleering, wegen, kunstwerken enz. zal goed- maken. Voordeelen van eene eventueele exploitatie „van villa- en industrieterrein moeten om bovenge noemde reden buiten beschouwing blijven. 6°. „Bovendien is de exploitatie der om het nieuwe sta- „tion liggende gronden een risico op zichzelf. „Hoelang zal het duren voor de 4050 H.A. grond „hier bebouwd zijn Zal het lukken eene bebouwing „tot stand te brengen, die voldoet aan de gestelde „verwachtingen De gedeelten langs de Mark tegen- „over de bestaande fabrieken zijn voor eene goede „bebouwing minder geschikt. „Men bedenke wel, dat zoolang de terreinen open „liggen, de toestand ongunstiger is dan de bestaande. Immers de tegenwoordige entree is goed, het Sta tionsplein kan in de toekomst zoo noodig verbreed

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 244