28 APRIL 1920. 245 worden door slooping van een gedeelte der aan grenzende huizen. Behoefte aan dit nieuwe bouw terrein heeft Breda nietde gemeente kan zich naar ,alie richtingen uitbreiden en wel over gronden, die ,door mindere ophoogingskosten goedkooper zullen ,zijn. ,Ten einde eenig idee te krijgen, hoelang de bebouwing ,van het aangegeven terrein zal duren, kan men gebruik maken van de bekende bevolkingstoename ,der laatste jaren. De bevolking van Breda op 1 Januari 1902 bedroeg 25296 zielen, op 1 Januari ,1919 29616. Dit wijst op een jaarlijksch toenemings- percentage van 0.7. De te bebouwen oppervlakte ,tusschen oud en nieuw station is 40 H.A. Rekent ,men voor een ruime bebouwing op 125 zielen per ,H.A., dan is dus voor de volledige bebouwing van ,dit terrein een bevolking van 5000 zielen noodig. ,Daar het de bedoeling is, dat zich ter plaatse meer gegoeden zullen vestigen, kan men bijv. aannemen, ,dat de totale bevolking der gemeente met 15000 .zielen moet toenemen. Bij eenzelfden groei der ge- .meente zou dit geschieden in 58 jaar. Het is duidelijk ,dat dit cijfer slechts kan dienen om de gedachte te bepalen. Men zou eene spoediger bebouwing kunnen .verwachten, omdat er op het oogenblik woningnood ,is en omdat men eene snellere bevolkingstoename ,in de toekomst verwacht. .Daartegenover staat, dat niet alle personen, die daar ,voor in aanmerking komen, zich ter p'aatse zullen .vestigen, zooals werd aangenomen, en dat althans ,de tegenwoordige tijd al zeer weinig geschikt is voor ,de groote bouwnijverheid. In elk geval blijkt uit het .bovenstaande de risico aan de exploitatie der bedoelde .gronden verbonden. ,Waar de ontwerper verwijst naar den Bosch kan nog .worden opgemerkt, dat aldaar bij de verlegging van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 245