246 28 APRIL 1920. „het station ontstond een te bouwen oppervlakte van „30 H.A. dat met deze ophooging is begonnen in „1890 en nu, na 30 jaar, de bebouwing hoewel nog „niet geheel, nagenoeg is voltooid. Echter in den „Bosch waren geen andere terreinen aanwezig, die „zonder aanzienlijke ophooging tot bouwterrein waren „geschikt te maken, zoodat men op de genoemde „gronden was aangewezen, wat in Breda absoluut niet „het geval ,'s, zoodat alleen daarom reeds eene vergelij king met den Bosch zeer gevaarlijk is. 70. „De uitvoering van het plan B o u m a n zou in het „gunstigste geval toch altijd eene aanzienlijke vertra- „ging tengevolge hebben, waar de tegenwoordige „nieuwe spoorwegplannen en het uitbreidingsplan van „den Belcrumpolder reeds in een vergevorderd stadium „van voorbereiding verkeeren. „Op grond van bovenstaande komt de commissie „voornoemd tot de conclusie, dat de voordeelen van „het plan B o u m a n niet opwegen tegen de bezwaren „en het risico (niet het minst op financieel gebied) „daaraan verbonden, zoodat zij uw college meent te „moeten in overweging geven daarop niet verder in „te gaan. „Een lid der commissie kan zich niet geheel met dit „rapport vereenigen. Hij stelt zich van de uitvoering „van het plan veel goeds voor ten opzichte van de „toekomst van Breda. Waar naar zijne meening de „omlegging van den spoorweg ook voordeelen voor „de Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen „meebrengt, acht hij het gewenscht, alvorens eene „beslissing te nemen, dat de Maatschappij over het „plan Bouman worde gehoord, omdat het niet uit gesloten kan worden geacht, dat de Maatschappij zal „willen bijdragen in de financieele offers en hare be- oordeeling misschien nog het licht zal doen vallen „op onbekende gunstige zijden van het plan".

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 246