254
28 APRIL 1920.
B o u m a n beslist is, kunnen Burgemeester en Wethouders
in het geheel niet verder. Eenparig is de meening van het
college, dat men den weg van het plan-B o u m a n niet
moet inslaan en dit is ook de sleutel, waarom niet met de
directie der Staatsspoorwegen overleg gepleegd is. Was dit
geschied, dan had de directie vermoedelijk de stukken ge
vraagd om te onderzoeken of een nadere behandeling mo
gelijk zou zijn. Dit zou vertraging tengevolge hebben gehad. Ook
zou de directie gevraagd hebben, wat de raad er voor over
zou hebben enz. Het hoofdbestuur hecht niet veel waarde
aan dit plan, ook omdat het reeds voor het eigen plan groote
kosten heeft gemaakt door grondaankoop, bijvoorbeeld van
de Kwattafabriek. Officieus is het college wel eenigszins van
de meening der spoorwegautoriteiten op de hoogte. De
meening van het college van Burgemeester en Wethouders
zou overigens door de houding, door de directie der S.S.
tegen dit plan aangenomen, toch niet veranderd worden.
De gemeente moet zich niet in dit wespennest steken. Met
alle waardeering voor den ontwerper meent het college, dat
niet voldoende met de werkelijkheid rekening gehouden is.
Waarom zou de gemeente zich vooral naar dezen kant uit
breiden Dit plan heeft veel beroering verwekt doch biedt
niet eens de zekerheid, dat het nieuwe station vóór de ver
lenging van de Willemstraat zal komen te liggen. De ter
reinen tusschen het nieuwe station en de plaats waar het
tegenwoordige ligt, is bestemd voor mooien woningbouw.
Zal deze daar echter tot stand komen De gemeente zal
hier wederom terreinen moeten vrijkoopen voor industrie
terrein, terwijl zij zonder uitvoering van dit plan voldoende
reeds over zoodanig terrein beschikt door de gronden in den
Belcrumpolder.
Aanhouding en nader overleg met de directie der Staats
spoorwegen achten Burgemeester en Wethouders overbodig,
daar dit hunne meening toch niet zal wijzigen. Spr. vraagt
of de heeren Kortewegen Hornix nog aanhouding
wenschen.