26 MEI 1920.
275
19. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, daarbij
ter goedkeuring aanbiedende de rekening van ontvangsten
en uitgaven van het gemeentelijk pensioenfonds over het
dienstjaar 1919, vergezeld van de daarbij behoorende bewijs
stukken.
De VOORZITTER stelt voor, deze rekening tot onderzoek
en rapport te stellen in handen eener commissie van drie
leden.
Hiertoe besloten zijnde en op verlangen van den
Raad, dat de Voorzitter die commissieleden
zal aanwijzen, worden door hem als zoodanig be
noemd de heeren Kluft, Gruijs en Korteweg.
20. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijzi
ging van de rooilijn aan den Nieuweweg, teneinde naderhand
een bouwverbod aldaar te kunnen vestigen.
Zonder bedenking wordt dienovereenkomstig
besloten.
21. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het in
eigen beheer doen rooien van een viertal boomen op het
terrein van het veilingsgebouw nabij de spoorbrug en van
een boom op het Stationsplein nabij de rijwielbewaarplaats.
De heer KORTEWEG merkt op, dat de directeur der
openbare werken in zijn advies van meening is, dat het
rooien van de boomen nos. 5 en 6 niet noodig is. Spr. is
eveneens deze meening toegedaan en stelt daarom voor, die
twee boomen niet te rooien.
De VOORZITTER deelt mede, dat in deze zaak een mis
verstand heeft plaats gegrepen. Het betrof hier twee collecties
boomen, namelijk de eene boom aan het station en de groep
boomen bij het veilingsgebouw. Bij het rooien van den boom
bij het station was veel haast met het oog op de uitbreiding