26 MEI 1920. ■2?9 De heer KORTEVVEG vraagt of, wanneer thans in prin cipe tot het bouwen besloten wordt, tegelijk ook de plannen zijn goedgekeurd. Deze voldoen juist aan de bouwverordening. Hoogte der kamers is 2.75 meter en lengte 3,70 meter. Deze maten acht spr. echter voor middenstandswoningen niet deugdelijk. Worden de huizen volgens deze plannen gebouwd, zullen zij, later voor de gemeente cene reusachtige schadepost worden. Deze maten zullen wel opgegeven zijn door de Regeering als voorwaarde voor subsidieoveral waar men woningen gebouwd heeft met Rijkssubsidie, treft men deze kleine afmetingen aan. Bovendien heeft spr. op de plannen geen kelder aangetroffen, hetgeen ook een groot ongerief voor de bewoners zou zijn. De gemeente zou z.i. beter voor eigen rekening kunnen bouwen en da,, de huur wat hooger stellen. De heer ZIJLMANS acht de afmetingen voldoende. De heer LIJDSMAN wijst er op, dat men met het te gebruiken terrein rekening moet houden. Bovendien voldoen deze plannen aan de bouwverordening. Spr. zegt, dat er ook kelders zullen worden aangebracht. De heer KORTE WEG handhaaft zijne meening, dat de plannen niet goed zijn De bouwverordening geldt voor arbeiderswoningen, maar niet voor ambtenaarswoningen. De VOORZITTER, zegt dat zooveel mogelijk met de gemaakte opmerkingen rekening zal worden gehouden. Spr. verzoekt den heer Korteweg, de door hem gewenschte verbeteringen schriftelijk bij Burgemeester en Wethouders in te dienen, maar dringt er op aan, deze niet al te hoog op te voeren. De heer KORTEWEG hoopt hiervan gebruik te maken. De heer HAALMAN juicht dit voorstel toe en hoopt, dat behalve deze woningen nog vele woningen meer gebouwd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 279