30ó
26 MEI 1920.
Al aanstonds werd geconstateerd, dat er van de aanwe
zigheid van een grindlaag in het terrein, absoluut geen
sprake was. Wel was hier en daar aanwezig, wat de vak
lieden noemen eén zwevende steen, maar van een grindlaag
was niets te bespeuren.
Wat het arbeidsloon van 4 cent per M3. betreft, dit bleek
hooger te zijn, dan voor dit werk elders wordt gegeven.
Wordt hier f 400.per H.A. betaald aan arbeidsloon, voor
dergelijken arbeid varieert het loon, naarmate de grootte van
de roe en de kwaliteit van den grond, in deze streken van
20 tot 35 cent per roe. In 1 H.A. zijn hoogstens 700 roeden,
zoodat tegen het geldende loon een H.A. kan worden om
gespit voor f 140.a f 245.
Een alleszins bevoegd en betrouwbaar beambte der hout
vesterij, zegt voor f 250.per H.A. volop arbeidskrachten
voor dit werk te kunnen krijgen.
Dat niettemin f 400.per H.A. wordt gegeven, vindt
hierin zijn oorzaak, dat de gemeente Breda bijpast, om zoo
doende voor de werkloozen den ongewonen arbeid loonend
te doen zijn. In de verste verte is hier dus geen sprake van
„hongerloon" of „exploiteeren" der werkloozen door het
Staatsboschbeheer.
Geen duidelijker bewijs hiervoor, dan de loonen door de
eerst gezonden ro werkloozen den eersten dag verdiend.
Er is toen maar een goeden halven dag gewerkt en verdiend
is door drie f 1.92, drie f 1.76, één t 1.36, twee f 1.28 en
een f 1.04. Wanneer een werkwillige zich een of twee dagen
heeft ingegraven, kan hij zonder zwoegen 100 M3. per dag
omspitten en alzoo f 4.per dag halen.
Bij voortduring kwamen er zich voor dit werk werkwilligen
aanmelden, geheel uit eigen beweging. Zij werden door den
Directeur der Arbeidsbeurs van een verwijzingskaart voorzien,
doch gingen geen van allen aan het werk, zelfs niet naar
Dorst om naar het werk te zien, Frappante voorbeelden van
werkweigering zijn te geven.
Aan enkelen vroeg de Directeur, waarom zij niet aan het