3io
26 MEI 1920.
gewezen, dan moet spr. hiertegen ten sterkste protesteeren.
Indien de wethouder verklaart, dat er geen verdere voor
stellen te wachten zijn, dan blijkt daaruit, volgens spr., dat
de wethouder voor sociale aangelegenheden den tijd, dat hij
zelf arbeider geweest is, vergeten is. Nu hij zelf er boven
op is, behoeft hij geen aandacht meer te hebben voor de
nooden der arbeiders.
De heer ZIJLMANS wil hier geen politiek of woorden-
zifterij naar voren brengen. Dit rapport draagt sprekers
goedkeuring ten volle. Dit is geen fiasco, maar hier heeft
bij de gemeente de ernstige wil voorgezeten om de werk
verschaffing te doen slagen.
De heer KANTERS vraagt naar aanleiding van het gezegde
van den heer F. Schrauwen, dat de heer Moll zijn
loon niet waard is, of de arbeiders, aan wie in deze verga
dering f 7.meer is toegezegd, dit wel waard zijn.
De VOORZITTER verzoekt niet buiten het te behandelen
punt te gaan.
De heer HAALMAN betreurt het, dat de leden zoo weinig
tijd hebben gehad tot bestudeeringalleen tijd tot over
lezing. Spr. zag gaarne in den vervolge afschriften van der
gelijke belangrijke stukken aan de leden toegezonden. Toen
spr. dit rapport gelezen had, wist hij nog niets meer, dan
toen in de voorlaatste raadsvergadering dit punt ter sprake
kwam. Ook in de dagbladen heeft het verslag van het be
zoek ter plaatse van de in het rapport genoemde heeren
gestaan. In de toelichting heeft spr. nu niets nieuws kunnen
lezen. De mededeelingen zijn reeds door een zijner partij-
genooten bestredendaarom wil spr. alleen de in het rapport
gestelde conclusies bezien.
De eerste der 3 schriftelijke vragen van den heer F.
Schrauwen, luidt als volgt
Is het Burgemeester en Wethouders bekend, dat de poging