17 JUNI 1920. 321 De heer BOGMANS wil gaarne erkennen, dat hij zich in de vorige vergadering onparlementair heeft uitgedrukt tegen over den voorzitter in verband met de nieuwe loonre geling. Spreker had het niet zoo scherp bedoeld. Het was geenszins zijne bedoeling om het vertrouwen in den voor zitter op te zeggen, maar alleen om er op te wijzen, dat op eene gedane belofte niet altijd wordt ingegaan. Spreker wil de gebezigde uitdrukking dan ook gaarne terugnemen. Spreker meent echter, dat indertijd door den voorzit ter ook de toezegging is gedaan, dat het oud-personeel het eerst in dienst zou worden genomen en nu spijt het hem, dat dit niet gebeurd is. De VOORZITTER wil gaarne akte nemen van de ver klaring van den heer B o g m a n s. 2. De heer KLUFT wijst op de verzanding van de rivier ,,de Mark" aan den Boeimeersingel nabij den Hirdesboule- vard. Spreker acht het dringend noodig, dat daarin veran dering wordt gebracht. De VOORZITTER zegt, dat de toestand onderzocht zal worden en de verbetering, zoo noodig, zal plaats hebben. 3 De heer CERUTTI zegt, dat, toen hij dezer dagen in de plaatselijke bladen de aankondiging las, dat het verkeer over de Tolbrug wegens noodige herstellingen zou worden afgesloten, door hem aan Burgemeester en Wethouders is gevraagd, of deze het niet wenschelijk achtten, dat de her stelling zou worden uitgesteld in verband met de voorge nomen algeheele vernieuwing en verbreeding van de Tolbrug. Deze brug is in 1865 gebouwd en toen is er reeds over geklaagd, dat ze te smal was en gevaarlijk voor het verkeer. In 1912 is eene statistiek opgemaakt van het verkeer over die brug. In eene week passeerden er toen 143000 voet gangers, in eene andere week 165000 voetgangers, 15000 wielrijders en 8500 voertuigen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 321