'\J JUNI IQ20. 323 6. De heer HAALMAN wijst op het gebrek aan eene goede gemeentelijke bad- en zweminrichting, welk punt reeds in December bij de begrooting is ter sprake gebracht. Wel bestaat er eene kostelooze badplaats, doch spreker kan zich verklaren, dat zelfs de meest onvermogenden daarvan geen gebruik willen maken. Indertijd is gezegd, dat er onderhan delingen werden gevoerd met het Rijk, doch als men daarop moet wachten, zal het nog wel een onafzienbare tijd duren. Spreker dringt daarom aan op eene spoedige totstandkoming van een dergelijke zeer nuttige inrichting en geeft aan Bur gemeester en Wethouders in overweging de zaak ernstig onder de oogen te zien. De VOORZITTER zegt, dat dit punt de noodige aandacht heeft van Burgemeester en Wethouders, maar dat er ver moedelijk veel geld mede gemoeid zoude zijn. 7. De heer VAN DIJK vraagt, of reeds iets bekendis om trent het wegruimen van het huis aan den hoek van de Veemarkt en de Boschstraat. De VOORZITTER zegt, dat deze kwestie samenhangt met den huurtermijn der bewoners van het pand. 8. De heer HORNIX meent, dat er tegenwoordig erg royaal wordt omgesprongen met de straatverlichting. Om 9 uur 's avonds worden de lantaarns reeds ontstoken en'smor gens branden ze nog. De heer LIJDSMAN zegt, dat het hem eveneens is opgevallen, dat de lantaarns reeds vroegtijdig worden ontstoken. Er zal op gelet worden. De VOORZITTER sluit alsnu de vergadering. De Secretaris, De Voorzitter

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 323