326 26 JUNI 1920. Secretaris de heer H. H. JONKERGOUW. De VOORZITTER opent de vergadering en zegt, dat spr„ wegens uitstedigheid van den Burgemeester, het voorzitter schap zal waarnemen. Deze spoedeischende vergadering is uitgeschreven met het oog op noodig gebleken nadere voor stellen ten opzichte van de geldleening, waartoe in de vorige vergadering is besloten en voorts met het oog op eenige andere onderwerpen, waarbij spoed vereischt is. Alsnu stelt de VOORZITTER aan de orde 1. Nader voorstel van Burgemeester en Wethouders in zake het plan van geldleening, vastgesteld bij Raadsbesluit van 17 Juni j.l. Dit voorstel met ontwerp-leeningsplan en de daarbij behoorende toelichting zijn van den volgenden in houd „Zooals Uwen Raad wel bekend is, zijn gedurende de jaren „1917, 1918 en 1919 verschillende buitengewone uitgaven „gedaan, welke voorloopig uit gewone ontvangsten en uit „tijdelijke leeningen zijn betaald. Thans achten wij den tijd „gekomen om tot dekking dezer uitgaven eene definitieve „geldleening aan te gaan. „Aangezien om verschillende redenen de voorkeur is te „geven aan eene groote leening boven verschillende kleine, „komt het ons gewenscht voor, bij deze gelegenheid tevens „te leenen voor buitengewone uitgaven, welke op de begroo- „ting voor 1920 zijn uitgetrokken. „De hierbijgevoegde uitvoerige becijfering toont aan tot „dekking van welke uitgaven deze leening zal moeten dienen. „In verband met de onderscheiding, welke om financiëele „redenen, moet worden gemaakt tusschen den algemeenen „dienst der gemeente, het gasbedrijf, het waterleidingbedrijf „en het electriciteitsbedrijf, is de berekening gesplitst en „daardoor meteen aangewezen welk deel der leening zal „komen ten laste van den algemeenen dienst en welk ten „laste der bedrijven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 326