26 JUNI 1920. 327 „Hierbij wordt nog opgemerkt, dat het bedrag der buiten- gewone uitgaven ten laste der waterleiding, hetwelk alsnog „door geldleening is te dekken (f 2553,68i/s) ons te gering „voorkomt om in deze geldleening op te nemen. „Teneinde de geldleening op een rond bedrag van „f 2.000.000,te kunnen stellen is op blz. 337 nog een „bedrag van f 80.000,voor den algemeenen dienst be schikbaar gesteld voor aankoop van onroerende goederen, „uitvoering van buitengewone werken enz., welke thans nog „niet bekend zijn, doch waarvoor in den loop van het jaar „gelden zullen worden gevoteerd en ter begrooting gebracht. „De kosten der aan te gane leening zijn niet in de becij fering opgenomen. Deze zullen echter gevonden kunnen „worden uit de afronding van de verschillende bedragen „naar boven. „Zooals uit de becijfering blijkt, zal van de geldleening „worden gebracht, ten laste van „A. den Algemeenen dienst f 1.300.000, - „B. de gasfabriek - 175.000, „C. het electriciteitsbedrijf- 525.000, „De aflossing der leening zal geschieden als volgt „A. Algemeene dienst „i°. Crisisuitgaven in 5 jaren „2°. Overige uitgaven in 40 jaren. „B. Gasfabriek in 25 jaren. „C. Electriciteitsbedrijf in 25 jaren. „De jairlijksche aflossingen zijn daardoor te bepalen op: ,,f 99.000,gedurende de eerste 5 jaren „f 55.000,gedurende de volgende 20 jaren en „f 27.000,gedurende de laatste 15 jaren. „Voor de uitgifte dezer leening zal eene openbare inschrij- „ving worden gehouden op een nader door ons College te „bepalen plaats en tijdstip. „Het komt ons wenschelijk voor de bepaling van het „bedrag der aan kassiers en bankinstellingen te betalen ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 327