32 3 FEBRUARI 1920. „Het wil ons voorkomen, dat eene beoordeeling van dit „bezwaar niet tot onze competentie en evenmin tot die van „den raad behoort. „Wordt de man in zijn bedrijf ernstig geschaad, dan zal „eventueel de rechter bij de vaststelling van het bedrag der „schadeloosstelling daarmede rekening kunnen houden. Voor den raad geldt alleen de vraag, of de onteigening „in het belang der Volkshuisvesting noodzakelijk is en of „de vennootschap in het aanwenden van pogingen om tot eene „minnelijke overeenkomst te geraken, niet is te kort geschoten. „Het eerste gedeelte der vraag meenen wij al aanstonds „bevestigend te moeten beantwoorden. „Ten einde een behoorlijk stratenplan te verkrijgen, mede „in verband met eene doelmatige bebouwing van het geheel „zijn de aangeduide perceelen onmisbaar. „Immers, het gedeelte van het perceel aan de Jan van „Polanenkade is noodig om de aldaar ontworpen straat op „eene behoorlijke breedte te kunnen brengen, terwijl de „perceelen aan den hoek van de Gampelstraat en den Achterom „beletten, dat de Gampelstraat in haar geheel een breedte „erlangt, welke voor den toevoer van lucht en licht aldaar „zoozeer noodzakelijk is. „En wat het tweede gedeelte der gestelde vraag betreft, „meenen wij, dat uit het ingezonden adres en de overgelegde „correspondentie genoegzaam blijkt, dat de pogingen der „Vennootschap om tot eene minnelijke schikking te geraken, „hebben gefaald. „Wat nu de onteigening zelve betreft, wenschen wij te „doen opmerken dat niet de gemeente onteigent, maar dat „de raad daartoe alleen zijne bemiddeling verleent. „De onteigening, die de raad eventueel uitspreekt, geschiedt „ten name van de N.V. Volkshuisvesting „Zoodra derhalve het raadsbesluit van hoogerhand is goed- .gekeurd, zijn daarmede de bemoeiingen van het gemeente- bestuur geëindigd en zal het verder tot de taak van de „vennootschap behooren, om zich den eigendom der per-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 32