9 JULI 1920.
369
moet komen. Binnenkort zal men weer moeten verhoogen.
Spr. stelt dus voor den prijs op 19 of 20 cent te brengen,
al staat hij hierin ook weer alleen.
De VOORZITTER zegt, dat dit volstrekt niet de uitkomst
is van eene pietlutterige calculatie, maar dit voorstel houdt
verband met het op de begrooting vastgestelde winstbedrag.
Dit is de eenige maatstaf. De directeur der bedrijven meent
met deze berekening der prijzen uit te komen. Men kan
zich natuurlijk vergissen, doch dit is niet zoo erg, daar men
de schade na drie maanden kan inhalen. Bovendien stelt
de directeur alleen voor, den prijs op 17 cent te bepalen,
maar niet om niet hooger te gaan dan 17 cent. Het beroep
op Amsterdam komt spr. eenigszins hinkend voor. In eene
dergelijke groote stad werken altijd factoren mede, welke
in eene stad als Breda niet aanwezig zijn.
De heer KANTERS merkt op, dat de begrooting geen
maatstaf meer kan zijn, daar er bij het opmaken daarvan
geen rekening gehouden is, dat de gemeente thans tegen
kostprijs het gas zal betrekken. Spr. handhaaft zijne mee
ning, dat het beter is, ineens eene flinke verhooging toe te
passen.
De heer ZIJLMANS zegt, dat het alleen de quaestie is,
het vastgestelde winstcijfer te bereiken. Bereikt men dit, dan
is het voldoende. Men beleeft thans een abnormalen tijd en
men zal dus steeds een schommelenden gasprijs houden.
De heer HAALMAN merkt op, dat de heer Kanters
verbazend bang blijkt te zijn, dat de geraamde winst er niet
zal komen. Spr. wil hem echter eene geruststellende ver
klaring geven. Spr. zal, als lid der gascommissie, gaarne
medewerken de bepaalde winst te maken, daar hij niet tegen
eene matige winst is. Spr. steunt dus gaarne voorstellen
om verhooging, wanneer deze noodig blijkt. De heer Kan
ters gaat niet accoord met het rapport. De redeneering,