9 JULI 1920.
373
commissie uitgebrachte rapport aanleiding geven zal, af te
wachten.
Bovendien wil spr. er even op wijzen, dat, toen gezegd
werd, dat de definitieve loonregeling spoedig gereed zou zijn,
de heer F. Schrauwen geen tijd had daarop te wachten,
doch ook zijn steun verleende aan een voorloopig voorstel
tot het toekennen van een toeslag. Consequent zou het dus
zijn, indien de heer F. Schrauwen, dit aanhangige voor
stel ook steunde.
De heer F. SCHRAUWEN vindt het merkwaardig, dat
Burgemeester en Wethouders toen het voorloopig voorstel
in verband met de loonregeling tegengewerkt hebben. Dit
acht spr. ook niet consequent.
Het voorstel van den heer F. Schrauwen om het
voorstel van Burgemeester en Wethouders terug te nemen
wordt gesteund door de heeren G r u ij s, Haaiman en
M e ij v i 5. In stemming gebracht, wordt het verworpen met
16 tegen 2 stemmen.
Tegen waren mevrouw N e v e-R e i n t j e s en de heeren
Kanter s, Gruijs, Haaiman, Moll, Loo mans,
Cerutti, Bogmans, Kluft, Feber, Clement,
Hornix, Martens, A. Schrauwen, Zijlmans en
van Groenen dael.
Vóór stemden de heeren M e ij v i s en F. Schrauwen.
34. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot voor-
loopige verhooging van de bezoldigingen van het politie
personeel, luidende als volgt
„Hoewel wij gaarne aan ons voornemen gevolg hadden
„gegeven reeds thans een definitief voorstel bij Uwen Raad
„aanhangig te maken in zake eene loonregeling voor de
„werklieden, kunnen wij daartoe nog niet overgaan, aange
zien de voorbereiding van dat voorstel haar voltooiing nog