386
9 JULI 1920.
college van Burgemeester en Wethouders zich in verbin
ding met bedoelde heeren zal stellen. Aan kanalen is in dit
geval hoogere politiek verbonden. De zaak houdt verband met
het in herziening verkeerende tractaat met België. Spr. acht
het beter eerst eens af te wachten, hoe het hiermede loopt.
Mogelijk zou het nadeelig zijn, wanneer men nu direct gezegd
werd, dat het college de totstandkoming zou toejuichen.
Spr. zal ook eens te 's Gravenhage informeeren, of het wel
wenschelijk en goed is, thans in deze richting stappen te
doen.
De heer ZIJLMANS vraagt, of hiervan toch niet het gevolg
zal zijn, dat de zaak blijft liggen en dat er niets meer over
vernomen zal worden.
De VOORZITTER verklaart, de zaak niet te zullen laten
rusten en dat, indien er nog iets over te zeggen valt, te
zijner tijd daarover mededeelingen aan den Raad gedaan
zullen worden.
B. Verslagen,
1. Door den heer HORNIX wordt namens de commissie,
belast geweest met het onderzoek der rekening van het
gesticht voor R.K. Oude-Vrouwen over 1919, gerapporteerd,
dat zij die rekening met de overgelegde bescheiden heeft
nagezien en accoord bevonden, weshalve zij adviseert haar
goed te keuren.
De VOORZITTER dankt de commissie voor het gehou
den onderzoelc en uitgebracht rapport en stelt voor, over
eenkomstig de conclusie daarvan, de onderwerpelijke rekening
goed te keuren.
Zonder bedenking wordt gemelde rekening goed
gekeurd, bedragende in ontvang f 111595,87 en in
uitgaaf f I04i73'4°5> sluitende alzoo met een voor-
deelig saldo van f 7422.46s.