9 JULI 1920.
389
druischt in tegen hunne rechtszekerheid. Er is hier een finan
cieel belang bij betrokken.
De VOORZITTER zegt, de zaak ter hand te zullen nemen.
3. Mevrouw NEVE-REINTJES vraagt, hoe de Voor
zitter over den woningnood denkt. Dagelijks staan er
menschen op het punt uit hunne woningen gezet te worden,
terwijl zij geen ander huis kunnen vinden.
De VOORZITTER verklaart het allertreurigst te vinden,
maar hierbij moet de huurcommissie optreden, dit ligt niet
op den weg der gemeente. Wenden de menschen zich toch
tot de gemeente, dan zijn er slechts eenige gemeente-wo
ningen, ook is er gebrek aan bouwterrein, overigens zijn
hier twee ijverige bouwvereenigingen. De Raad heeft voorts
herhaaldelijk getoond, de volkshuisvesting te willen bevor
deren De gemeente doet al het mogelijke.
4. Mevrouw NEVE-REINTJES wijst op de rioleering naast
de voetbrug aan den Haagdijk. De buizen liggen daar boven
water en verwekken een ondragelijken stank. Het zou beter
zijn, deze onder water te liggen.
De VOORZITTER zegt, dat mevrouw N e v e-R e i n t j e s
dit zeer wel buiten de vergadering had kunnen meedeelen,
misschien had er dan terstond een verbetering kunnen worden
aangebracht.
5. De heer GRUIJS vraagt of er kans bestaat, dat eerst
daags aan den Raad definitieve voorstellen tot verhooging
der pensioenen van de ambtenaren worden voorgelegd.
Sinds verleden jaar wordt er steeds een bijslag gegeven,
maar spr. zou gaarne eene definitieve regeling zien.
De VOORZITTER zegt overweging toe.
6. De heer CERUTTI zegt, dat de Z. N. Stoomtramweg-