3 FEBRUARI 1920. „kan worden beschouwd en waardoor de belooning der be ambten op dezelfde hoogte zou komen als vóór de crisis- „jaren, achten wij het billijk, dat die beambten voor het „gemis dier verdiensten worden schadeloos gesteld. „Wij hebben de eer U derhalve voor te stellen aan ieder „hunner (3 vischdraagsters en 1 knecht) over het jaar 1919 „eene gratificatie te verleenen van f 25. „Wij wenschen hieraan nog toe te voegen, dat dit voorstel „niet vooruitloopt op het door het personeel der vischmarkt „gedaan verzoek tot toekenning eener vaste belooning, welk „verzoek zeer nauw samenhangt met eene algemeene her ziening van het reglement op de vischmarkt en waarom trent plannen bij ons in overweging zijn". De heer F. SCHRAUWEN meent, dat burgemeester en wethouders wel eenigszins schriel zijn geweest. Mevrouw NEVE vraagt of het bedrag van f 25.— niet verdubbeld kan worden. Zij wijst erop, dat er menschen met kleine kinderen bij zijn, die geld moeten betalen voor het verzorgen daarvan als zij naar de markt zijn en daarom wil zij f 50.geven. De VOORZITTER zegt, dat een regeling in wording is voor de belooning dezer personen. Het is slechts de bedoe ling de menschen te geven wat zij ook het vorig jaar heb ben gehad. Dit, naar aanleiding van het feit, dat de visch- aanvoer zoo gering was. Hij verzoekt eventueele bezwaren kenbaar te maken bij de vaststelling der vaste belooningen. Mevrouw NEVE meent, dat een bedrag van f 25.ver geleken bij 1914 toch zeer gering is. De VOORZITTER wijst erop, dat het hier een bijbetrek king betreft. De heer MEIJVIS ondersteunt het denkbeeld van mevrouw

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 38