9 JULI 1920. 391 De heer CERUTTI vindt, dat men een zeer ongunstig licht op de maatschappij werptzij legt er blijkbaar f 2000. op toe. Nu kan men voor f 1000.de tram naar Princen- hage terugkrijgen. Weigert de gemeente, dan krijgt men geen tram. Dat de maatschappij subsidie noodig heeft, blijkt toch wel duidelijk. Immers, maakte zij winst, dan zou zij toch niet ophouden met de exploitatie. De VOORZITTER vraagt, of de heer C e r u 11 i een voorstel betreffende deze zaak wil indienen, dan kan dit in de volgende vergadering behandeld worden. De heer HAALMAN vraagt, of de maatschappij om sub sidie verzocht heeft en of zij eene begrooting heeft overge legd, waaruit het tekort blijkt. Eerst indien dit inderdaad zoo is, kan er over het al of niet geven van subsidie ge sproken worden. De heer FEBER zegt, dat zelfs wanneer een tekort van f 2000.— gestaafd was, het ook dan nog de vraag zou zijn, of de uitgave gewettigd is. Eerst zou men nog moeten weten, of de geheele maatschappij noodlijdend is. Bovendien kan spr. ook niet mede gaan met de berekening, waarmede men op f 2000.komt. De heer CERLTTTI dient het volgende voorstel in De raad der gemeente Bredaoverwegende dat bij het weder in exploitatie brengen van de paardentram Breda Princenhageeen groot gemeentebelang betrokken is, Besluit: Burgemeester en Wethouders op te dragen om, zoo spoe dig mogelijk met de directie van de Zuid-Nederlandsche Tramwegmaatschappij en het gemeentebestuur van Princen hageter zake in onderhandeling te treden en na afloop van die onderhandeling dienaangaande voorstellen te doen aan den Raad.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 391