392
9 JULI 1920.
De VOORZITTER zegt onderzoek der motie toe en
schriftelijk antwoord daarop, daar het voorstel geheel on
voorbereid en zonder gegevens, thans niet behandeld kan
worden.
De heer CERUTTI merkt op, dat de mol ie betreffende
de carnavalsviering wel a vue behandeld kon worden.
7. De heer F. SCHRAUWEN wijst erop, dat de Voor
zitter bij de bespreking van den woningnood gezegd heeft,
dat er geen terrein genoeg voor bouwen beschikbaar is. Spr.
meent echter, dat Breda toch beschikt over voldoende bouw
terrein. Spr. gelooft, dat de gemeente op dit gebied ook
een taak te vervullen heeft.
De VOORZITTER antwoordt, dat het gemeentebestuur
zich zeer wel van zijn taak bewust is, maar er is gebrek aan
bouwterrein.
8. De heer CLEMENT zegt, dat bij de gasfabriek turf-
afval en steenpuin ligt. Spr. vraagt of dit niet kan wor
den opgeruimd en of het uitbranden der buizen, hetgeen
voor de bewoners van de Middellaan stank oplevert, niet
elders kan geschieden. Mogelijk zouden daar eenige woningen
gebouwd kunnen worden.
De VOORZITTER verklaart dit te zullen onderzoeken,
maar vestigt de aandacht er op, dat dergelijke aangelegen
heden ook aan Burgemeester en Wethouders zijn over te
brengen, zoodat men hiermede den Raad niet behoeft op te
houden.
De VOORZITTER sluit alsnu de vergadering.
De Secretaris, De Voorzitter