26 JULI 1920. 399 c. dat de bijbouw niet hooger worde opgetrokken dan op de teekening is aangegeven d. dat ter voldoening aan art. 5 der Woningwet, eene teekening ingericht volgens art. 99 der bouwverordening, aan Burgemeester en Wet houders ter goedkeuring worde aangeboden e. dat, wanneer binnen drie maanden na de dag- teekening van dit besluit van de verleende uitzondering geen gebruik is gemaakt, deze geacht wordt niet te zijn verleend en onder bepaling, dat bij niet-vervulling van een dezer voorwaarden de verleende uitzonde ring vervalt. 11. Suppletoir kohier n°. 4, wegens aanwezige spoor staven in den openbaren gemeentegrond, opgemaakt krach tens art. 2 sub E der verordening op de heffing van een recht voor het gebruik van openbaren gemeentegrond. De heer ZIJLMANS vraagt, of er wel voldoende toezicht wordt uitgeoefend op het leggen van rails in gemeentegrond. De VOORZITTER meent, dat dit toezicht wel voldoende is, hetgeen ook blijkt uit het thans aangeboden kohier, waarbij de verschuldigde belasting is geregeld. Zonder verdere bedenking wordt alsnu bedoeld kohier vastgesteld op een bedrag van f23.25. 12. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, daarbij, in overleg met de commissie van bijstand in het beheer der gemeente-reiniging, ter benoeming tot directeur der ge meente-reiniging alhier voordragende ie. N. Voorbergen, directeur der gemeente-reiniging te Hoorn 2e. J. S o u t e n d a m, directeur der gemeente-reiniging te Harlingen. Wordt overgegaan tot stemming

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 399