412 26 JULI 1920. zaak te doen is geweest, gaarne de meening van den Raad te kennen. De heer HORNIX zegt, dat de bouwcommissie heeft ge adviseerd, om het urinoir niet weg te nemen. Volgens over gelegd plan zouden de kosten van verplaatsing bedragen f 2500.welke uitgaaf te hoog werd geacht. De heer LIJDSMAN zegt, dat het aanvankelijk de bedoe ling was, om het urinoir te verplaatsen naar een ander punt in het Valkenberg, doch die plaats werd evenmin geschikt geacht. Spreker meent echter, dat dit urinoir wel verdwijnen kan. Het ontsiert het Valkenberg. De heer CERUTTI zou willen aandringen op eene inrich ting, waarvan ook dames gebruik kunnen maken. De VOORZITTER zegt, dat deze zaak later kan over wogen worden. Alleen zou spreker thans gaarne eene uit spraak van den Raad wenschen, of deze er in toestemt dat het tegenwoordige urinoir verdwijnt. De plaats is daar zeer ongelukkig. Als de behoefte blijkt, om ergens anders, buiten het Valkenberg, een ander urinoir te plaatsen, kan deze kwestie nader overwogen worden. Niemand der leden hiertegen eenige bedenking hebbende, wordt besloten Burgemeester en Wet houders te machtigen het tegenwoordige urinoir in het Valkenberg te doen wegbreken. De VOORZITTER sluit alsnu de vergadering. De Voorzitter,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 412