20 AUGUSTUS 1920. 423 voeren hiertegen aan, dat het overwerk zoo lang geduurd heeft en dat later gebleken is, dat er meerdere ambtenaren noodig waren. Het overwerk zou kosten aan de gemeente bespaard hebben en daarom meenen zij ook aanspraak op vergoeding te mogen maken. De meerderheid van het college van Burgemeester en Wethouders is echter van een tegenovergesteld gevoelen gedurende den tijd dat het overwerk verricht is, werd nooit eene vraag om vergoeding gedaan. Bovendien staat het college in het algemeen tegen dergelijke verzoeken. Naar zijn inzicht behooren de ambtenaren hierin een ander stand punt in te nemen dan de arbeiders. De ambtenaren dienen toch voor hun taak te staan, zoodat zij deze afdoen, ook wanneer dit buiten de gewone kantooruren zou moeten ge schieden. In de verordening is dit beginsel ook vastgelegd. De meerderheid van het college is dus in principe allerminst voor voldoening aan dit verzoek. Ook in andere ambtenaars kringen in deze gemeente wordt wel overwerk verricht zonder vergoeding,, bijvoorbeeld door de adjunct-inspecteurs bij de politie. Evenzoo geschiedt het in andere gemeenten. Spr. wil thans eens memoreeren, hetgeen volgens de Nieuwe Rotterdamsche Courant te Amsterdam is geschied. 29 Septem ber x919 heeft aldaar de sub-commissie uit de centrale com missie uit ambtenaren-organisaties haar wenschen omtrent de definitieve indeeling van de ambtenaren op jaarloon in de salarisgroepen neergelegd in een rapport. Burgemeester en Wet houders hebben daarop eene commissie van diensthoofden benoemd, om in overleg met den directeur van het arbeids bureau en de subcommissie uit de Centrale Commissie de wenschen der subcommissie te onderzoeken en daaromtrent te adviseeren. Dit advies is 20 Juli aan Burgemeester en Wethouders uitgebracht. Behoudens eenige uitzonderingen, heeft de subcommissie zich met dat advies vereenigd. Hieraan wordt ontleend, dat de commissie, Burgemeester en Wet houders de intrekking van het overwerk-besluit in overweging geeft. Naar de meening der commissie behoort iedere amb-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 423