42 3 FEBRUARI 1920. De heer HORNIX zou gaarne een motiveering van het voorstel hebben. De heer A. SCHRAUWEN kan zich volkomen met het voorstel vereenigen. Hij meent, dat ook de hoofdagenten en de inspecteurs een uitkeering moeten hebben. De heer CERUTT1 weet niet, waarom de een meer uit betaald krijgt dan de ander. De VOORZITTER zegt, dat het voorstel een uitvloeisel is van een in de vorige raadsvergadering door den raad zelf genomen besluit. Hij heeft toen gezegd, dat hij bij aanneming van het voorstel ook voor de andere leden van het politie korps om een uitkeering zou moeten komen. Spr. meent, dat niet precies vast te stellen is, hoeveel uren de een en de ander heeft overgewerkt en daarom moet de uitkeering naar verhouding even groot zijn. De heer F. SCHRAUWEN zegt nogmaals, dat hij zich niet met het voorstel kan vereenigen. Hij begrijpt niet welk overwerk het administratief personeel heeft gehad. Er zijn ambtenaren, die niets anders doen dan fotographietjes maken! De VOORZITTER Ambtelijk De heer F. SCHRAUWEN Liefhebberijtjes De heer HORNIX zegt, dat hij, na de uiteenzetting van den voorzitter, voor het voorstel zal stemmen. De heer HAALMAN is er tegen en wel hierom. Hij heeft geen enkel bezwaar tegen een gratificatie voor hen, die daar voor in aanmerking komen. De vorige maal is niets anders bedoeld dan de uitbetaling voor buitensporig dienstverband. Maar nu gaat het niet aan, dat zij die een uniform dragen ook niet uniform een gratificatie krijgen. De VOORZITTER: Een maand salaris dan?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 42