26 AUGUSTUS 1920. „Bij ons is ingekomen een adres met bijlagen van het „bestuur der Christelijke Woningbouwvereeniging, gevestigd „te Breda, om .toekenning van een voorschot van f 119000. „voor den bouw van 17 woningen, en eene jaarlijksche bij drage van f 856.92 wegens het tekort op de exploitatie rekening. „Ten aanzien van dit adres zijn door ons bereids inge- .wonnen de adviezen van de gezondheidscommissie en den „directeur van openbare werken, welke adviezen hierbij wor den overgelegd. „Zooals U uit de stukken blijken zal, is de grond, waarop „de vereeniging de woningen wenscht te bouwen, gelegen „op het grondgebied der gemeente Beteringen. Wel is die „grond, welke eigendom is van het Rijk, onlangs bij raads- besluit ten name der gemeente Breda onteigend, doch dit „besluit heeft nog niet de vereischte Koninklijke goedkeu ring bekomen, zoodat de gemeente daarover nog geen „zeggenschap heeft. „Aannemende, dat deze goedkeuring binnen niet al te „lang tijdsverloop zal worden verkregen, zoodat de gemeente „Breda eigenares wordt van den grond, dan ligt het o.i. „toch niet op den weg van deze gemeente, om door het „verleenen van voorschotten en jaarlijksche bijdragen den „aanbouw van woningen op het grondgebied van eene andere „gemeente te helpen bevorderen. „De bezwaren daartegen zijn inderdaad vele en velerlei en „zij worden nog vergroot door de bepaling in de statuten „der vereeniging, dat bij ontbinding of opheffing daarvan, „de bezittingen met de daarop rustende lasten en verplich tingen worden aangeboden aan die gemeente, waarin de „onroerende goederen gelegen zijn. „Het gevolg hiervan zou kunnen zijn, dat Breda bijdragen „verleent als tegemoetkoming in de mindere huuropbrengst „en dat later de gemeente Teteringen eigenares van de ge touwen wordt. „Zeer terecht is hierop de aandacht gevestigd door den

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 448