45° 26 AUGUSTUS 1920. ,,Wij willen hierdoor geenszins te kennen geven, dat wij ,,den aanbouw van woningen, ook in de aangrenzende ge- meenten, niet zouden toejuichen. „Evenmin willen wij geacht worden vijandig te staan „tegenover eene eventueele aanvraag om den grond, zoodra „hij eigendom der gemeente is geworden, aan de betrokken „vereeniging in koop of in erfpacht over te dragen en zoo doende daaraan eene bestemming te geven, welke in de „onteigening lag opgesloten. „Maar hieruit volgt niet, dat de gemeente Breda ook zou „moeten ingaan op eene aanvraag om een voorschot en „eene jaarlijksche bijdrage, ten einde den aanbouw van wo- „ningen mogelijk te maken. „Beide zaken moeten afgescheiden van elkander worden „beoordeeld. „Wij hebben de eer U derhalve in overweging te geven „aan het bestuur der Christelijke woningbouwvereeniging, „als beschikking op haar adres, mede te deelen, dat de ge meenteraad geen termen kan vinden tot inwilliging van „haar verzoek om toekenning van een voorschot en eene „jaarlijksche bijdrage voor woningbouw op het perceel aan „den Marksingel, als zijnde die grond gelegen op het grond gebied der gemeente Teteringen. „Daarenboven ware aan de vereeniging mede te deelen, „dat de Raad wel bereid is een eventueel verzoek om den „grond in eigendom, erfpacht of opstal te bekomen, in „gunstige overweging te nemen, zoodra de gemeente daar over de volledige beschikking zal hebben verkregen". Dit prae-advies is den heer K o r t e w e g in verband met den woningnood kolossaal uit de hand gevallen. Het ligt toch op den weg der gemeente zooveel mogelijk den huizenbouw te bevorderen. Thans wordt voorgesteld afwij zend op dit adres te beschikken. Een der gronden waarop het advies berust, is dat volgens de statuten, de woningen, wanneer de vereeniging ophoudt te bestaan, het eigendom der

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 450