26 AUGUSTUS 1920.
457
De heer A. SCHRAUWEN gaat accoord met het voorstel
en acht eene commissie beter dan een inspecteur. Men moet
niet te veel het oog richten op Amsterdamwaar men op
elke vier inwoners één ambtenaar heeft. De uitdrukking
„in beginsel" heeft voor spr. wel eenige beteekenis. Neemt
de Raad dit voorstel aan, dan kan de Wethouder zijn plan
nader uitwerken.
De heer CERUTTI zegt, dat de heeren Haaiman en
F. Schrauwen vreezen, dat de commissie te veel macht
zal krijgen. Spr. beschouwt haar echter louter als eene
enquête-commissie.
De heer FEBER verklaart, dat het inzicht van den heer
Cerutti juist is. Het ligt in spr.'s plan, eene commissie ad
hoe samen te stellen,buiten de leden van den Raad, bijvoorbeeld
bestaande uit eenige kooplieden en industrieelen, een accoun
tant, een geneeskundige, een apotheker enz. Eene dergelijke
commissie zal goed werk kunnen doen. Men zal echter een
good honorarium moeten toekennen aan de commissie. Voorts
zal de commissie zich kunnen splitsen en zal zij oVer de
verschillende onderwerpen haar rapport uitbrengen.
De heer KORTEWEG vreest, dat eene dergelijke com
missie veel meer kosten zal, dan een inspecteur.
Alsnu wordt het voorstel in stemming gebracht en aan
genomen met 17 tegen 2 stemmen.
Vóór stemden mevrouw Neve-Reintjes en de heeren
Kluft, K a n t e r s, Loomans, L ij d s m a n, Moll,
Cerutti, van Dijk, Me ij vis, Martens, Bogmans,
Korte weg, Clement, Feber, van Groene ndael,
A. Schrauwen en F. Schrauwen.