26 AUGUSTUS 1920. 450 Ten opzichte van artikel 28 zegt de VOORZITTER, dat zoo juist ter tafel is gedeponeerd een amendement van den heer Haaiman, strekkende om het onder b vermelde, bedrag van f 350.per jaar, te verhoogen tot f 400.en aan de vischdraagsters en den knecht een minimum jaarloon van f 300.te waarborgen. Ue heer HAALMAN begrijpt niet, waarom voor den hulp afslager een vast salaris is bepaald, terwijl de overige beamb ten een zeker percentage ontvangen van de onzuivere koop som van de visch. Voorts wijst spr. er op, dat bij een gemid delde onzuivere koopsom van f 21000.per jaar, de afslager een salaris krijgt van f 850.De hulp-afslager, die toch den afslager ook moet vervangen, krijgt echter maar f 350. dus nog niet eens de helft. Dit acht spr. niet juist. Wat betreft de onder c genoemde bedienden, is het waar, dat ze niet meer gevraagd hebben, dan hier wordt voorgesteld, doch hun adres dateert van November '19. Wanneer zij thans nog eens adresseerden, zouden zij de bedragen zeker ver hoogen. Neemt men in aanmerking, het werk en de uren, waarop zij op de vischmarkt aanwezig moeten zijn, dan is f 300.per jaar heusch niet te veel. De heer CERUTTI vraagt, of het salaris van den hulp afslager, die thans als controleur werkzaam is, bij de laatste salarisherziening verhoogd is. Is dit niet het geval, dan is spr. voor het voorstel in deze van den heer Haaiman. De VOORZITTER zegt, het vermelde verband tusschen het salaris van den afslager en den hulp-afslager niet in te zien. Het college van Burgemeester en Wethouders ziet dan ook geen reden om de voorgestelde cijfers over te nemen. Lang zamerhand wordt het gewoonte, nooit zwijgend eene salaris vermelding voorbij te gaan. Wat het amendement op de belooning van de bedienden betreft, zegt spr., zich gehouden te hebben aan hetgeen door de belanghebbenden gevraagd is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 459