26 AUGUSTUS 1920.
467
De heer F. SCHRAUWEN vindt, dat de Voorzitter
de zaak te luchtig opneemt. De arbeiders denken, dat zij
zich niet modern mogen organiseeren. De particuliere werk
gevers gooien de modern georganiseerde arbeiders de keien op.
Wordt nu aan de gemeentewerklieden gevraagd in welken
bond zij georganiseerd zijn, dan denken zij natuurlijk, dat zij
ook de keien opgaan. Opzichter C a n t r ij n /heeft boven
dien gezegd, dat men een brief ontvangen had van de parti
culiere werkgevers, met verzoek de modern georganiseerde
arbeiders te willen ontslaan. Deze vragen zijn door spr. ge
steld, om Burgemeester en Wethouders gelegenheid te geven
den schijn welken zij op zich geladen hebben, af te werpen.
Doet het College dit niet, dan blijkt het niet met de menta
liteit van de arbeiders bekend te zijn. Spr. zou daarom ook
gaarne antwoord hebben op zijn derde vraag. Men moet de
arbeiders kennen zooals spr. ze kent, dan zou men weten,
waartoe dergelijke vragen aanleiding geven. Het gevolg is
geweest, dat modern georganiseerden overgeschreven zijn in
de R. K. organisatie. De R. K. Raadsleden zullen nu wel
zeggen, dat dit is geschied alleen uit vrees voor hun ziele-
heil, maar spr. wil hierop antwoorden, dat dit alleen heeft
plaats gehad uit vrees voor hun boterham. Deze vraag is
gesteld, in een tijdperk, waarin, vooral in deze streken, een
bepaalde druk wordt uitgeoefend op de arbeiders. Dit mag
niet geschieden volgens spr. De arbeiders moeten geheel
vrij zijn.
De heer MOLL wil niet spreken over eene zoogenaamde
witte terreur evenmin als over de roode terreur, daar hier
over wel een heelen avond is te spreken. De bouwarbeiders
zijn de straat opgestuurd, omdat zij bij den modernen bond
waren aangesloten, aangezien die bond de macht aan zich
wilde trekken.
De heer F. SCHRAUWEN verzoekt den heer Moll dit
eens te zeggen in eene openbare debatvergadering, doch niet
thans in den Raad,