47°
26 AUGUSTUS 1920.
46. Antwoord van Burgemeester en Wethouders op de
schriftelijke vragen van den heer Bogmans, in zake de
dienst- en rusttijden van het personeel der gemeentetram.
De vragen en het antwoord zijn van den volgenden inhoud
1. Achten Burgemeester en Wethouders het niet wen-
schelijk, dat de eerste diensten, die door het perso
neel der gemeentetram gereden moeten worden, zijnde
aanvang 7 uur voor den eersten dienst naar Ginneken
en eersten dienst naar Station aanvang 7.15, vervallen
op Zondagen, opdat daardoor het personeel beter in
de gelegenheid wordt gesteld dan tot nu toe geschiedt
om hunne godsdienstplichten te kunnen vervullen
2. Achten Burgemeester en Wethouders het niet billijk
en kan niet besloten worden, dat de extra „ritten"
die door het personeel moeten gereden worden, ook
extra betaald worden f
3. Kan door Burgemeester en Wethouders niet bevor
derd worden, dat aan het personeel meer vrije Zon
dagen worden gegeven, bijvoorbeeld door het aan
stellen van hulppersoneel.
4. Kan het poetsen der rijtuigen voor de conducteurs
niet vervallen door het aanstellen van een poetser
ad 1. Burgemeester en Wethouders zijn niet ongenegen
te bevorderen, dat de dienst op Zon- en Feestdagen
een half uur later aanvangt dan thans het geval
is. In dat geval zal de dienst op die dagen des
avonds een half uur later eindigen, hetgeen blijkt,
zoowel in het belang van het publiek als in dat
van het bedrijf te zijn.
ad 2. Aangezien de diensten niet zwaar zijn, komt het
Burgemeester en Wethouders overbodig voor, dat
die enkele malen, wanneer een extra-rit gereden
moet worden, daarvoor ook extra betaald wordt.
ad 3. Het aantal vrije- en rustdagen is vastgesteld door
den Minister van Waterstaat. Aan het personeel